maandag 26 augustus 2013

En om te eindigen iets van praktische aard, een fabel

En om te eindigen iets van praktische aard, een fabel

De meesten onder u zijn meerwaardezoekers. Goed, pakweg 85 % als we er een slag in slaan van het petje. Met het petje ook, hoor. U gaat straks naar huis terug, moe? Nee? Tevreden? Wie weet? Verward? Toch een beetje. Dat laatste willen we nu even verhelpen.
Wat is het nut van al die poëzie? Wel, die vraag is verkeerd en laat me u nu vertellen waarom.
Er was eens, niet zo lang geleden maar veiligheidshalve toch maar in een ver Oosters land, zeg maar België, een bedrijfsleider. Alle proporties in acht genomen was hij van bedrijfsleidertje met 10 man personeel, via de steun van de plaatselijke hesbollah (da’s de PS) en de knowhow van de vroegere KGB uitgegroeid tot een heus bedrijfsleider met 25 man personeel. Ze waren slechts voor de helft gedekt door een vakbond en dat stemde hem gerust.
Nu was er op een dag een probleem gerezen. De lieden van de boekhouding hadden al zolang het bedrijf bestond, en da’s vlug toch al 30 jaar, ja, ja, de leider raakt maar niet gepensioneerd, die van de boekhouding dus hadden al die tijd rustig gewag gemaakt van geaffecteerde ontvangsten. Met het oog op uitbreiding boven de taalgrens had de bedrijfsleider een taalmens in de arm genomen die al die dingen nauwkeurig zou nagaan en bijschaven en verder vertalen waar nodig.
Nu had die taalmens toch wel die geaffecteerde ontvangsten vervangen door toegewezen! Het zou de bedrijfsleider worst wezen, hij kende de ene noch de andere term. Hij was dan ook een manager, de overtreffende trap van onager. Hij telde gewoon zijn winst. Maar die lui van de boekhouding, twee man en een ezelskop, tekenden bij de bedrijfsleider protest aan. Hij nam er gewillig nota van en ontbood die taalmens.

Let op: hij zou die niet op de rooster leggen, hij zou die geen uitbrander geven, noch aan de tand voelen, hij zou hem gewoon terechtwijzen en de grenzen aangeven.

‘Kom binnen, beste taalmens’, sprak hij en wees hem een stoel aan. “Gaat u vooral zitten”. Hij sloeg een zakelijke toon aan. Toen de taalmens eenmaal zat, legde de bedrijfsleider uit dat geaffecteerde ontvangsten langer bestonden in het bedrijf dan toegewezen ontvangsten. Dat hij bijaldien besloten had het bij het oude te houden.
De taalmens protesteerde: daar had je nu precies iets wat in zijn tijd niet voldoende doorvertaald was. En behoorde het niet tot zijn opdracht door te vertalen, daar waar men vroeger te vroeg was gestopt?
De bedrijfsleider moest verdraaid goed nadenken. Nog voor hij ook maar een zinnige gedachte had kunnen voortbrengen, vulde de taalmens aan: “Geaffecteerd, mijnheer de directeur, is iets van nichten. Een man die nichterig doet, is geaffecteerd. Hoe kunnen ontvangsten nu van de verkeerde kant zijn?”
Het werd de bedrijfsleider te veel. “Ik geef u het bevel de oude traditie in deze te respecteren. Ik zeg wel: bevel. Kijk, als u straks buitengaat moet u eens kijken naar al die pylonen en andere elektriciteitsdragers. Daar zit een hiërarchie in van boven- en ondernetwerken. Hoe meer vermogen de kabels dragen, hoe hoger ze hangen en hoe meer ze de boventoon zingen.”
De taalmens dacht nauwelijks na. Hij repliceerde: “Er was eens, niet zo lang geleden, maar veiligheidshalve in een ver land, pakweg Abgazië, een ondergeschikt elektrische stroomdragersnetwerk dat er genoeg van had. Genoeg van die boventoon, genoeg van die onderbezetting, te weinig vermogen in de lagere regionen. ’s Avonds, na de diensturen, of eigenlijk ’s nachts, als haast niemand nog stroom verbruikt, hield het betreffende netwerk overleg met andere, belendende lagere netwerken. Na een maand vergaderen besloten ze tot actie over te gaan. Ze weigerden dienst. Vele gezinnen en nog meer middelgrote en kleine bedrijven vielen zonder stroom en plat. De netwerken hadden in die maand niet stilgezeten tijdens die vergaderingen. Ze hadden een eisenbundel klaar: weg met het verschil tussen hoog en laagspanning. Weg met de transformatoren. Na nog een maand onderhandelen tussen stroomleverancier en netwerkbeheerder, werd besloten op de eisen in te gaan. Vandaar dat in Abgazië geen transformatoren meer staan.”

De bedrijfsleider was de kluts kwijt maar niet het noorden. “Waar wil je naartoe?” vroeg hij de taalmens. “Uw argument, mijnheer de directeur, dat bevel, bevel is, en dat u onderbouwt met een metafoor uit de stroomwereld, snijdt geen hout. Overigens, mijnheer de directeur, geldt in taalzaken slechts een regel: juist is juist. En geaffecteerd is precies en heel juist iets nichterigs. Maar als u uw ontvangsten wilt besteden aan een bepaald doel en aan geen ander, dan wijst u die toe aan dat goede doel.”
“Zeg eens, mijnheer Peeters, bent u daar zeker van?” vroeg de bedrijfsleider beduusd. “Jazeker, mijnheer de directeur. Er zijn nog zekerheden in deze verwarrende en verwarde tijden, gelooft u me vrij.”

Wat moeten we hier nu uit besluiten? Die bedrijfsleider kan twee kanten uit: hij had zijn kandidaten voor de nieuwe banen beter moeten doorlichten. Dan had hij geweten dat Peeters stiekem gedichten schrijft. En dichters moet je nu eenmaal weren als de pest. Van de Koran tot Il Principe, dat pocketje van Machiavelli, zeggen beide auteurs dat je dichters moet weren als de pest. Plato vond dat al bij al ook, maar liet het niet zo zwart op wit opschrijven. Ben je geen aanhanger van een van deze profeten noch platonisch aangelegd, dan kan je als bedrijfsleider maar beter een snelcursus “creatief ondernemen heden ten dage” volgen. Het aanbod vindt u op www.creatiefondernemen.ach.com